Vroeger
In veel Genkse bossen is er te weinig diversiteit aan boomsoorten. Voor de 19e eeuw bestond Genk grotendeels uit heide. In de 19e eeuw werd er besloten om de heide winstgevend te maken en waardoor deze integraal bebost werd met het oog op snelle houtproductie. Ten tijde van de mijnen schakelde men nog een versnelling hoger want er was stuthout nodig.
Vandaag
Het resultaat mogen we vandaag zien: eentonige bossen die bestaan uit grove den of Corsicaanse den, met een ondergroei van ongewenste soorten zoals Amerikaanse vogelkers of Amerikaanse eik. Dit soort bossen hebben een zeer beperkte ecologische meerwaarde en zijn kwetsbaarder voor de gevolgen van de klimaatverandering, er is dus werk aan de winkel!
Dunningen
Om dit te bereiken moeten er dus heel wat dennen wijken. In ons bosbeheer hebben we gekozen om te werken via dunningen. Dit wil zeggen dat we samen met de boswachter het bos in trekken en heel gericht gaan bepalen welke bomen weg moeten en welke er blijven staan. Geen dorre vlaktes zonder leven dus. De bomen die gekapt worden, worden verkocht via een openbare houtverkoop.
Op die manier bewaren we de meest waardevolle bomen én komt er meer plaats voor nieuwe soorten.
Aanplanten
De nieuwe soorten kunnen spontaan komen door aanwezige zaden of zaailingen, maar die zijn niet altijd aanwezig. In een later jaar kunnen de nieuwe soorten ook aangeplant worden. Dat doen we dan in groepjes, vergezeld door een gekleurde paal. In dit gemengd bos zien we graag soorten als boskers, zomereik, linde, haagbeuk... Uit elk groepje groeit er uiteindelijk 1 boom uit tot toekomstboom.