De bosrand: een natuurlijke grens
De overgang van bos naar bijvoorbeeld een weg, wijk of veld is vandaag de dag zeer scherp. Daarmee bedoelen we dat er opeens een muur van metershoge bomen verschijnt. Van nature gaat de overgang naar een bos heel glooiend en geleidelijk. We onderscheiden twee zones in een ecologische bosrand: In het vakjargon spreken we over een mantel en een zoom.
In de mantel van een bos vind je struikachtige boomsoorten terug. Dan denken we onder meer aan veldesdoorn, hazelaar, meidoorn,… Dit zijn veelal soorten die ook voedsel produceren voor zowel vogels als zoogdieren. Daarnaast bieden deze dicht vertakte planten een thuis aan een heel scala aan dieren. Het is zaak om deze zone goed te beheren, zodat er hier geen verbossing optreedt.
Een manier om een mantel te creëren is hakhoutbeheer, dit houdt in dat bomen om de 5 à 10 jaar teruggezet worden tot aan hun stamvoet. De stronk blijft staan en er groeien opnieuw takken uit. Hierdoor krijg je een heel dicht vertakte structuur.
De zoom is een ruigte van hoge planten, zoals brem, braam, grassen, enzovoort. Deze zone is dus de laatste stap uit het bos.
Hoe de bosrand het bos beschermt
De combinatie van een mantel en een zoom zorgt voor een geleidelijke overgang van hoog naar laag. Dit vormt een werkelijke buffer voor het bos en beschermt het microklimaat in het bos zelf. Wanneer er bijvoorbeeld in de zomer een droge wind aan komt razen, zal een goed ontwikkelde bosrand de wind grotendeels over het bos sturen. Als er geen bosrand zou zijn, waait de wind er gewoon doorheen, wat de bodem helemaal verdroogt, ten nadele van de bomen.
Een goed ontwikkelde bosrand heeft trouwens ook een golvend patroon. Dit zorgt ervoor dat er steeds schaduwrijke en zonrijke zones zijn in de bosrand. Hierdoor vindt ieder wat wils. Bosranden zijn immers zeer belangrijke structuren voor talloze diersoorten, waaronder vogels en insecten.