Muzen uit Genk: het mijndepot in Waterschei

Verspreid over het uitgestrekte grondgebied van onze stad liggen tal van historische en toeristische hoogstandjes die de Genkse ziel mee hebben geboetseerd. Nieuwsgierige bezoekers uit Genk en van ver daarbuiten vinden er de vitaminen die hen sterken en verheffing die hen treft. Ditmaal landden we in het Mijndepot in Waterschei, waar geen geknipter man ons kon rondleiden dan Jean Ooms, de voorzitter van vzw Mijn-Verleden.

Van op anderhalve meter groet Jean rustig en gebaart plaats te nemen aan een van de grote ronde tafels. ‘Dit is de ontmoetingsruimte van ons mijnmuseum’, opent de voorzitter. ‘Zo noemen wij het hier. De officiële naam luidt Mijndepot, aangezien Beringen al een Mijnmuseum heeft.’ Meteen is de toon gezet: Jean is terecht trots op wat de vzw op enkele jaren heeft gerealiseerd. ‘Het initiatief om hier een museum op te bouwen, komt van ons mijnwerkers. Aanvankelijk kregen we de toestemming om bezoekers rond te leiden, later mocht de vzw toezicht houden op het gebouw’, neemt Jean ons mee naar de beginperiode, nu zo’n twintig jaar geleden. ‘In die tijd werkten we nog boven’, wijst hij naar het gelijkvloers. Als bezoeker stap je nu immers binnen op een niveau net onder de grond. ‘In 2014 zijn we van boven naar beneden gegaan. Amper één jaar later ging het Depot open.’

Stenen van hout

Een rondleiding door het Mijndepot duurt een uur en vijfenveertig minuten. ‘Zo veel unieke stukken hebben we hier tentoongesteld. Daarin onderscheiden we ons van C-mine: hier leer je meer over het beroep en de specifieke context van de mijnwerker’, vertelt Jean terwijl het licht van de filmzaal aangaat. In de juiste sfeer kom je als bezoeker dankzij een introductiefilm. ‘Een twintigtal minuten nemen we je mee naar het harde werk ondergronds. Veel bezoekers kunnen zich daarvan geen goed beeld vormen’, leert de man die zelf 27 jaar koolputter was. Na de film trek je naar de ondergrondse simulatie waar originele voorwerpen je nog dichter bij de werkelijkheid van de Waterscheise steenkoolmijn brengen. Een felgele stoet van wagentjes trekt meteen de aandacht. ‘Daarin werden de mannen vervoerd. Alles samen is 72 miljoen ton steenkool naar boven gehaald, van 1924 tot 1987’, stelt Jean. ‘Wist je trouwens dat steenkool in de ondergrond het gevolg is van een immense aardbeving miljoenen jaren geleden? Het is het hout van bomen en struiken dat al die tijd op elkaar is geperst in de ondergrond.’ Een wagen vol steenkool vermeldt 24 september 1987 als de dag waarop de laatste kolen naar boven kwamen. De gewassen kooltjes houden het midden tussen een steen en een fragmentje houtskool. Ook dat kan je hier zomaar vastnemen.

Van hout naar ijzer

‘Het verschil tussen de eerste mijnwerkers en de latere is groot’, legt Jean uit. ‘In het begin was alles handenarbeid en werkten er zelfs kinderen van veertien jaar. Ik begon op mijn zestiende. Drie dagen mijnschool en twee in de put.’ In het Depot wandel je van de oorspronkelijke houten naar de latere ijzeren constructies. ‘Die enorme vooruitgang visualiseren we voor de bezoeker aan de hand van echt gebruikte materialen en nagebouwde houten mijngangen’. Onderweg kom je lampen, bellen, kleerkasten, 100 jaar oude telefoons en typische mijnwerkerskleding tegen. Ook leer je hoe de gangen werden geboord en de talloze aders met het zwarte goud aan de hand van dynamiet ontsloten. De eeuwige vijand diep onder de zoden veranderde al die jaren niet van gelaat, maar bleef even ongrijpbaar. ‘Hoewel ook de techniek om gas op te sporen erop vooruitging’, wijst Jean naar de pluchen kanarie als oudste verklikker van gas. ‘Later namen mijnwerkers een benzinelamp mee. Hoe hoger de vlam daarin oplaaide, des te harder je je uit de voeten moest maken.’ Ook vluchtende muizen werkten inspirerend.

’s Werelds beste

Aan het einde van de tocht langs honderden voorwerpen en knap bewaarde materialen uit een tijd die we niet mogen vergeten, stelt Jean ineens een vraag: ‘Wat hoort hier niet thuis?’ We zijn aanbeland aan een typisch interieur van een mijnwerkerswoning. ‘De twee borden op de tafel’, repliceert hij op ons stilzwijgen. ‘Een mijnwerker at alles uit één bord. Soep, patatten en vlees.’ In het midden van het interieur staat een Leuvense stoof. ‘De enige die de Limburgse kolen kon verdragen’, springt Jean bij. ‘Onze vette kolen waren de beste van de wereld, met hun hoge warmtegraad en de vele producten die eruit werden gewonnen. Benzine, penicilline, plastic. Te veel om op te noemen.’

Sprekende stenen

Wat de boodschap van dit mijnmuseum is voor vandaag en morgen? ‘Vooral de jeugd doet er goed aan de lessen van het Mijndepot te beluisteren. Hier kan je zien hoe gemakkelijk het leven voor veel mensen vandaag is. En wat voor een luxe het is te mogen studeren’, stelt Jean. De offerbereidheid bij veel mijnwerkers was immens en situeert Jean op drie niveaus. ‘Een mijnwerker vergelijk ik weleens met een visser. Die vaart uit en weet niet zeker of hij nog terugkeert.’ Persoonlijke durf was nodig om elke dag weer in de mijn af te dalen. ‘Hij deed het in de eerste plaats voor zijn gezin en had dikwijls geen andere keus’, motiveert Jean het tweede niveau. ‘Tot slot wilden veel mijnwerkers hun bijdrage leveren aan de wederopbouw in de jaren 1950-1960.’ De industrie moest een impuls krijgen. Kolen van eigen makelij pompten verse kracht in de Belgische economie en hielpen Genk en Limburg aan de status die ze ook nu nog genieten.

Bezoek het Mijndepot

Thor Park (linkerzijde van het gebouw)

www.mijndepot.be

089 73 18 34

0475 82 08 26

Benieuwd naar meer? Klik hier om verder te lezen.