Jean Ramon

Mijn vader, mijnwerker

Diep onder de grond, in de aardkorsten van de aarde.

Zwoegde mijn vader, om het zwarte goud van Limburg, naar boven te laten brengen.

De steenkoolmijn in Winterslag, daar was Hij thuis, zijn 2 de thuis.

Mijn vader zei, hier voel ik mij goed, onder de kameraden, Belgen, Nederlanders, Polen en zelfs ook Italianen.

Werken om den broden, het moest, kon niet anders zijn.

Mijn vader werkte hard, dag en nacht, dit voor mijn moeder, broers en zuster.

Een harde tijd, met veel donkere dagen en angstige nachten.

Ongerustheid, na een instorting, in de graaf gangen.

Niets was hem teveel, het woord moe zijn, kende Hij niet, en pijn, dat was niet eigen aan een mijnwerker.

En af en toe mogen meegaan, met mijn vader naar de Koolmijn, een beleving, die machines en het lawaai.

De koolmijn, bracht rijkdom in Genk en omgeving, woningen, kerken, scholen en zelfs een ziekenhuis.

Maar mijn vader, was getroffen, gelijk ook zo velen, door het stof, dat zich vastkleefde op de longen.

Mijn vader, Hij was een mijnwerker, in hart en ziel, gestorven door een tekort aan lucht.

Maar Ik, ben bij hem gebleven, tot de laatste zucht.

Dag vader.